Verhalen uit de praktijk:
Als je als kind opgroeit met een broer of zus met een beperking, kan dat veel impact hebben op je eigen ontwikkeling als persoon. Vaak moet je je als kind aanpassen aan dit gegeven. Je ouders hebben het druk met het zorgen voor en het zich zorgen maken over je broer of zus. Dat kan maken dat je je als kind vaak alleen kunt voelen, je in je gedrag moet aanpassen aan dat wat belangrijk is voor je broer of zus. Bv je mag niet te druk zijn, je mag niet boos zijn, je komt als laatste aan de beurt als je iets wilt vertellen of er is helemaal geen tijd voor je. Je kunt je dan voelen alsof je er alleen voor staat in het leven, alle aandacht gaat naar je broer/zus, er is geen ruimte voor jou. Je kunt je afvragen: “doe ik er wel toe?”
Als kind zorg je ervoor dat je (onbewust) een strategie ontwikkelt die je helpt het allemaal aan te kunnen en zo normaal mogelijk te leven. De kwaliteiten die je dan sterk ontwikkelt zijn bijvoorbeeld het aanvoelen wat er nodig is in het gezin en je daarop aanpassen. Het jezelf wegcijferen, niet belangrijk maken en onzichtbaar zijn. Hierdoor leer je minder te voelen en vooral veel met je hoofd te doen. Want dat heb je onder controle.
In je volwassen leven kun je dan vastlopen op de kwaliteiten die als kind heel erg nodig waren, maar nu niet meer zo helpend zijn. Je merkt bijvoorbeeld dat je niet ten volle kunt genieten van het leven, dat het moeilijk is om op de voorgrond te staan, of om aandacht te krijgen. Dit laatste kan al gauw als veel te veel worden ervaren waardoor je kunt merken dat je je ook daardoor in jezelf terug trekt. Terwijl je nu juist wel die aandacht graag wil maar dus niet weet hoe je ermee om dient te gaan.
In de therapie kijken we naar hoe het contact met je lichaam is, kun je voelen wat er aan verdriet en boosheid zit over je jeugd? Wat ben je tekort gekomen en hoe had je het eigenlijk gewild? Door het contact met je lichaam te herstellen, leer je voelen wat je misschien vroeger niet hebt gevoeld. Dit maakt dat je ook leert luisteren naar wat je lichaam te vertellen heeft. Je hoofd hoeft dan niet meer zo de controle te hebben en vaak zal het piekeren en malen dan ook afnemen. Je kunt weer meer van het leven genieten.